OEPS. Museum bekent dat het al 77 miljoen euro aan kunst gebroken heeft
Het National Palace Museum in Taiwan heeft toegegeven dat het op drie verschillende momenten drie kunstartefacten uit de 15e en 17e eeuw heeft laten vallen. Ze braken op anderhalf jaar tijd een kom, theetasje en bord uit de Ming en Qinq-dynastie, samen ter waarde van 77 miljoen euro. Dat schrijft The Guardian. De incidenten kwamen aan het licht nadat een de Taiwanese wetgever het museum ondervroeg, maar het museum ontkent dat er sprake is van een doofpotoperatie.
De Taiwanese wetgever beschuldigt het museum ervan de verwoesting van de kunstobjecten te ontkennen. Volgens hem zou de directeur van het museum, Wu Mi-cha, zijn personeel opgedragen hebben om niet te praten over de incidenten en om al het papierwerk als ‘confidentieel’ te behandelen. Het museum ontkent dat, en zegt dat ze allereerst bezig waren met de incidenten te onderzoeken.
Ze weten namelijk slechts van één object hoe het gebroken was. Een werknemer zou een antieke kom op een bureau gezet hebben van één meter hoog, waardoor het op de vloer viel en brak «zoals een kom zou breken». Van de andere twee artefacten is niet geweten hoe ze aan hun einde kwamen, ook nadat meer dan tien jaar aan bewakingsbeelden bekeken werd. «We hebben absoluut niets proberen te verbergen hierover», zei Wu tijdens een persconferentie.
Minder belangrijk erfgoed
Het National Palace Museum in Taipei heeft een van de oudste collectie van Chinese artefacten ter wereld. Aan The Guardian vertelde het museum dat ze het publiek niet op de hoogte gesteld hadden van de breuken omdat de objecten als «algemeen antiek» geclassificeerd waren, het laagste niveau van cultureel erfgoed. Bovendien zouden de objecten «veel minder» waard zijn dan de 77 miljoen euro waarvan sprake is.