Julian Fellowes over zijn nieuwe serie ‘The Gilded Age’: «Het is de tegenpool van ‘Downton Abbey’»
De naam Julian Fellowes zegt misschien niet zoveel, maar op zijn 72ste is de Britse schrijver/regisseur een fenomeen. Die faam dankt hij met name aan zijn bejubelde serie ‘Downton Abbey’, die na zes seizoenen binnenkort aan een tweede langspeelfilm toe is. En nu pakt hij uit met een nieuwe parel: ‘The Gilded Age’, een rijk gevulde historische serie die zich afspeelt in de high society van New York anno 1882. Dat verdient wat uitleg.
Hoe verhoudt ‘The Gilded Age’ zich tot ‘Downton Abbey’?
De serie toont hoe die nieuwe rijken ook botsen met de gevestigde Amerikaanse families. Hoe zat dat in elkaar?
«In de tweede helft van de 19de eeuw verhuisden allerlei mensen die over heel Amerika hun fortuin hadden opgebouwd plots naar New York. Sommigen dankten hun rijkdom trouwens aan de Burgeroorlog. En ze kwamen naar New York met hun eigen manier van denken, die anders was dan de ideeën van de oude burgerij. Dat is de dynamiek van de serie.»
Wat beide series verbindt, is het feit dat ze zich afspelen in periodes met veel verandering. Wat trekt je daarin aan?
«Het zet de personages onder druk, wat altijd een interessant uitgangspunt is. Ze moeten ermee leren leven dat de wereld die ze altijd gekend hebben niet meer dezelfde is. Dat vind ik een interessante achtergrond. De verandering in ‘The Gilded Age’ is trouwens heel herkenbaar, want de Amerikaanse stijl om met rijkdom om te gaan bestaat nog altijd. Het cliché van de arrogante Amerikaan die met dollars zwaait en alles koopt wat hij ziet, is toen ontstaan.»
De toon van ‘The Gilded Age’ is wel anders dan die van ‘Downtown Abbey’, vind ik.
«Dat is zo. ‘Downton Abbey’ is alles bij elkaar een warm verhaal, bijna knuffelbaar zelfs. ‘The Gilded Age’ is venijniger en donkerder. Dit zijn personages met scherpe ambities. Ze vechten voor wat ze willen. Al kan ik het uiteraard niet laten om er weer geestige oude dames aan toe te voegen.» (
In beide series zien we ook de wereld van de bedienden. Hoe anders is die in ‘The Gilded Age’?
«Het grote verschil is dat die bedienden hier bijna allemaal immigranten zijn. De Amerikanen hadden zelf weinig zin in huishoudelijke jobs. Die lagen hen niet. Maar het was wel de ideale manier voor nieuwe immigranten om aan de slag te gaan, want er was altijd vraag naar personeel. Dus hebben we een Duitse kok, een Ierse meid, enzovoort. Dat is allemaal authentiek.»
Hoe begin je eigenlijk aan zo’n omvangrijk verhaal?
«Ik moest niet van nul beginnen. Ik ben al heel lang geïnteresseerd in die periode van de geschiedenis. Ik las er boeken over omdat het me boeide. Het komt erop aan om enorm veel te lezen. Vooral de romans van Edith Wharton boden heel veel inzicht in hoe die wereld werkte. De levens van die mensen fascineren me, en je vindt hun sporen nog altijd terug. Veel van die enorme huizen staan er nog steeds. De woonst van de familie Russell in de serie is bijvoorbeeld gebaseerd op het James B. Duke House op Fifth Avenue. Als je er langs loopt, kan je die personages zonder veel verbeelding uit de voordeur zien stappen. Op de duur raak je meegesleept in hun wereld. Ik had het gevoel dat ik er deel van uitmaakte. Ik dacht eraan in de auto en in bad. En op een bepaald moment voel je dat de personages klaar zijn om zelf te spreken. Dat is zo’n beetje mijn methode.»