Vleermuizen zijn begonnen aan hun trek naar het zuiden

Heel wat dieren zijn aan hun najaarstrek richting zuiden begonnen. Niet alleen vogels ruilen het koudere noorden in voor warmere oorden, ook verschillende vleermuissoorten vliegen grote afstanden om te overwinteren. Om de trek van bosvleermuizen in kaart te brengen, werkt Natuurpunt samen met Dechmann Lab.

door
Belga, Redactie Online
Leestijd 2 min.

De bosvleermuis is een middelgrote en vrij zeldzame soort die verspreid over Vlaanderen wordt waargenomen. Alle gekende kolonies liggen in oude bosgebieden. Vanaf begin augustus vormen bosvleermuizen harems, waarbij een mannetje meerdere vrouwtjes lokt om te paren. Begin september vallen deze uiteen en lijken de meeste bosvleermuizen van de radar te verdwijnen. Er is al wat onderzoek gebeurd naar het trekgedrag van de bosvleermuis, maar het blijft onduidelijk onder welke omstandigheden ze aan hun trek beginnen en welk deel van de populatie migreert.

Zendertje

Om dat te achterhalen volgden leden van de Vleermuizenwerkgroep Natuurpunt samen met het Dechmann lab (Ephemeral Resource Adaptations - Max Planck Institute) 21 bosvleermuizen met een zendertje op hun reis van hun kraam- naar wintergebieden.

Een eerste dier verliet het koloniebos op dinsdag 29 augustus 2023 met een noordelijke rugwind naar het zuiden. De laatste signalen kwamen van Ziortza-Bolibar in het Spaanse Biskaje, zo’n 1.040 km vogelvlucht van haar vertrekpunt. Vlak bij het punt waar de laatste communicatie mogelijk was, ligt een windturbinepark. Het is bekend dat de soort kwetsbaar is om slachtoffer te worden van windturbines door barotrauma, de gecreëerde onderdruk van draaiende windturbines, ofwel geslagen door de wieken. Het blijft echter onduidelijk of het dier is overleden of de zender toevallig in die buurt is afgevallen.

Een ander vrouwtje vertrok in de avond van zaterdag 2 september met rugwind. Ze nam een meer westelijke route dan het eerste dier. Zo bevond ze zich op 4 september om 2 uur ’s nachts in de omgeving van Bressuire in Frankrijk, 620 km ten zuidwesten van het koloniebos waaruit ze vertrok.

De verzamelde onderzoeksgegevens geven zo het eerste nodige inzicht op deze bijna onzichtbare trek van deze soort door Europa.