Dag Yello. Je debuutalbum werd ‘Marcel & het magnetisme van de goot’ gedoopt: een intrigerende titel die de nieuwsgierigheid prikkelt. Verhelder ons: vanwaar die naam?
(lacht) «Wel, mijn debuutalbum is een conceptplaat en vertelt het verhaal van Marcel, een fictief personage dat symbool staat voor mannelijke voorbeelden die een stempel gedrukt hebben op mijn leven. Marcel is de figuur die ikzelf tegen wil en dank aan het worden was – hoe hard ik ook mijn best deed om hem niét te zijn. Ik voelde dat ik telkens opnieuw gezogen werd naar die donkere kant. Daar slaat dat magnetisme op: gedoemd lijken om dezelfde fouten te maken die de generaties voor jou al gemaakt hebben. Ik dacht vroeger dat mensen voorbestemd waren om bepaalde wegen in te slaan op hun levenspad en dat het lot mij ongunstig gezind was. Intussen is mijn geest gerijpt. Die evolutie is ook hoorbaar op de plaat. In het laatste nummer gaan mijn ogen open, leg ik mezelf onder de loep en maak ik brandhout van mijn vroegere gedachtegang.»
De plaat is dus eigenlijk de kroniek van je strijd tegen de neiging om die Marcel te worden?
«De plaat beschrijft geen strijd, maar eerder mijn indrukken en opvattingen. Een oefening in zelfreflectie. Met dan die ommekeer op het einde.»
In die laatste track weerklinkt de tekst ‘Nee, nie alles overkomt u / dat is slachtoffergedrag’: heb je je vroeger te veel in een slachtofferrol gewenteld?
«In dat slotnummer praat ik tegen mezelf. Ik heb in de spiegel gekeken en zie inderdaad in hoe ik vroeger verviel in zelfbeklag en zelfmedelijden, terneergeslagen door het verdriet en de tegenslagen op mijn levenspad. En dat het geen zin heeft om zich daarin te blijven wentelen.»
Vluchtte je in zelfbeklag omdat je je eigen keuzes niet onder ogen durfde te komen, of omdat je de grillen van het lot onderging?
«Een combinatie. Kijk, je start je leven in een bepaalde lanceerpositie – de ene heeft daarbij al meer geluk dan de ander – en ik had het gevoel dat mijn lanceerplatform betrekkelijk minder gunstig was. Mijn kansen leken verder weg en moeilijker te grijpen, en ik handelde daar naar. Ik ben veel beginnen drinken, en daardoor liep er ook veel mis in mijn leven. Ik wou maar niet inzien dat dat drinken echt een probleem was. ‘Er zijn zoveel mensen die drinken’, dacht ik. Het zit ingebakken in onze cultuur. En zolang ik geen marginaal was die ergens in de goot lag te creperen, ervoer ik mijn drinkgedrag niet als problematisch.»
«Pas onlangs zijn mijn ogen opengegaan en besefte ik ten volle wat de impact is van mijn drinkgedrag op mijn leven. Alles wat daaruit voortgevloeid is, is mijn eigen fout – en enkel de mijne. Ik ben daar geen slachtoffer van, maar de dader.»
Heb je je dat drinkgedrag zelf aangeleerd, of spiegelde je je aan een voorbeeld?
«Dat verslavingsgedrag is iets wat deels in de familiegenen zit. Toen ik aan het puberen sloeg, ben ik beginnen te experimenteren. Mijn nieuwsgierigheid won het van mijn verstand. Mijn omgeving speelde daar ook wel een rol in: we waren in onze vriendengroep niet vies van wat geëxperimenteer met van alles en nog wat.»
De eerste zaadjes van je latere drankprobleem werden in je prille tienerjaren geplant, vertelde je in Humo: «Op mijn dertiende was ik voor het eerst bezopen, op mijn veertiende zat ik tot een kot in de nacht op café.» De melancholie die in die tragiek vervat zit, is goed te horen op de plaat. Is jouw debuutalbum voor jezelf een soort van therapie om dat deel van je verleden een plaats te geven?
«Goh, ja en nee. Er waren duidelijk oude wonden waar ik mee worstelde en die ik moest kanaliseren, maar anderzijds geloof ik niet dat muziek maken an sich een volwaardige vorm van therapie is. Als je echt met psychologische klachten kampt, moet je professionele hulp zoeken. De plaat is eigenlijk meer deel van een verwerkingsproces.»
«Ik ben er rotsvast van overtuigd dat elk huisje zijn kruisje heeft. Bij ons thuis was er steeds een nijpend tekort aan geld. We hebben veel zwarte sneeuw gezien. We zijn kinderen van verschillende vaders, en die waren uit beeld. Mijn moeder stond er alleen voor. We waren dus sociaal kwetsbaar. Maar of je nu opgegroeid bent in een gezin met geldzorgen of niet: overal speelt er wel iets. Het is belangrijk om daar eerlijk over te zijn. In Vlaanderen ondergaan veel mensen hun miserie in stilte, achter gevels en gesloten deuren, terwijl ze naar de buitenwereld toe de schone schijn ophouden. Maar die binnenvetterij wreekt zich op den duur: je gaat vanbinnen beginnen te rotten, tot je eraan kapot gaat.»
«Daarin schuilt dan ook de pointe van deze plaat: ook al heeft elk huisje zijn kruisje, blijf je daar niet achter verschuilen.»
Opvallend en tegelijk ook niet: de keuze voor het Nederlands als voertaal in je songs.
«Ik ben beginnen te rappen op mijn tiende, omdat mijn oudste broer hiphopbeats fabriceerde en zijn creatieve ei kwijt kon in een rapgroep. Ik keek als jongste thuis keihard op naar hem. Op een mooie dag nam hij me mee naar de studio en hebben we een song in elkaar gebokst. Ik had de smaak te pakken en vond een nieuwe passie. Op die leeftijd sprak ik nog geen Engels of Frans, en dus was in het Nederlands rappen de logische keuze. En daar heb ik sindsdien nooit van afgeweken.»
Je werkte in het verleden als producer samen met je Antwerpse confraters Tourist LeMC en Glints. Vanwaar de keuze om uit de schaduw te treden en je op een solocarrière te storten?
«Mijn oorspronkelijke doel was altijd al om zelf muziek te maken. Toen ik bij Eigen Makelij (Antwerps hiphoplabel, nvdr.) tekende heb ik wat eigen nummers uitgebracht en samengewerkt met andere namen van het label. Pas toen ik aan mijn studies Muziekproductie aan het conservatorium ben begonnen heb ik mij ten volle toegelegd op het produceren. In mijn studentenjaren werkte ik aan mijn debuutplaat, die al voor driekwart af was in 2017. Ik heb me toen gestort op de productie van de platen van Glints en Noémie Wolfs, terwijl mijn eigen plaat stof lag te vergaren. In 2018 en 2019 heb ik door een hopeloos drukke agenda maximum twee dagen per jaar kunnen werken aan de plaat. Sindsdien heb ik er wel nog aan gesleuteld: van de oorspronkelijke versie zijn zeven nummers overgebleven. Ik heb nog wat herwerkt, teksten aangepast en producties veranderd.»
Je hebt een voorliefde voor klassieke chansons en 90’s hiphop. Welke zijn jouw muzikale invloeden waar je inspiratie uit put voor je eigen muziek?
«Voor deze plaat heb ik teruggegrepen naar de muziek waar ik als klein manneke aan blootgesteld werd, via mijn oudste broer. Aanvankelijk verslond ik vooral Franse rap: Suprême NTM, IAM, Fonky Family. Ik was al in de kleuterklas verzot op die Franse rapgrootheden. Die typische 90’s beats overgoten met die melancholische samples van soundtracks en chansons: het was liefde op het eerste gehoor. Die sound is het fundament van mijn muzikale smaak en beleving. Als je daar nu naar luistert klinkt die muziek zwaar verouderd, maar voor mij is het pure nostalgie.»
«Ik had overigens niet de intentie om van mijn debuut een pure hiphopplaat te maken. De refreinen zijn redelijk poppy en chansonachtig. Ik heb bewust niet teruggegrepen naar samples maar heb er een punt van gemaakt om alles zelf te componeren. De plaat moest echt van eigen makelij zijn, zo had ik mezelf uitgedaagd.»
Je fladdert als bezige bij voortdurend van het ene naar het andere project: dreigt jouw solocarrière naar het achterplan te verdwijnen?
«Mijn solocarrière is nu gelanceerd, en ik zal die op tijd en stond van de nodige brandstof voorzien. Momenteel ben ik samen met Faisal bezig aan de soundtrack voor een tv-reeks, die op Play4 en Netflix verschijnt, en dat slokt veel van mijn tijd op. Ik heb ook nog een stapel productie-aanvragen op de plank liggen, dus meteen aan een tweede album beginnen zal niet lukken. Er zijn wel al plannen: ik wil opnieuw een conceptplaat maken – wellicht iets minder donker dan deze.» (lacht)
‘Marcel en het magnetisme van de goot’ verscheen op 20 augustus bij [PIAS].