Asterix: het succesrecept van een oeuvre
Het is het jaar 50 voor Christus. Onder bevel van Julius Caesar hebben de Romeinen vrijwel heel Gallië veroverd. Alleen in het noorden biedt een klein dorpje nog moedig weerstand. De inwoners van dit dorp doen niets liever dan de Romeinen het leven zuur maken Alle Asterix-lezers kennen het refrein en het beroemde kaartje op de eerste pagina vanbuiten. Het is maar een van de vele ingrediënten. De kunst van wat in de jaren 60 nog niet bekend stond als de gimmick kenmerkt het werk van Goscinny et Uderzo. Laten we zeggen dat er inderdaad een systeem is. Maar je moet wel het talent hebben om dat systeem te laten werken, antwoordde Albert Uderzo aan Numa Sadoul, die de tekenaar interviewde over de essentie van een Asterix-album. We nemen dat systeem' even onder de loep.
Het duo Asterix-Obelix
De combinatie van tegenstellingen: een schriel ventje die zonder toverdrank niks kan beginnen tegen de Romeinen en een grote domoor (Ik ben niet dik! Hooguit stevig gebouwd) die met zijn kracht geen weg weet. Wat ze dan wel gemeen hebben? Een groot hart! Voor velen zijn Asterix en Obelix de antieke Laurel en Hardy. Het is trouwens geweten dat Goscinny en Uderzo dol waren op de fratsen van het Amerikaanse duo. Precies die configuratie maakte ook de bekende buddy movies zo succesvol.
Humor
Een Asterix-album lezen, staat garant voor lachsalvo's. De subtiele humor van Goscinny wordt perfect vertaald in de tekeningen van Uderzo (vooral in de ogen van de personages). We denken daarbij spontaan aan de namen: achtervoegsel -ix voor de Galliërs en -us voor de Romeinen. Dat levert vaak heerlijke woordspelingen op, zoals Kakofonix en Panoramix. Elk album volgt eenzelfde verhaallijn, maar vaak loopt een pagina in enkele vakjes - vrij letterlijk helemaal uit de hand, tot een regelrechte sketch (In Obelix & Co.': De prijzen klimmen de hoogte in. Naar waar?). Gevraagd of hij soms niet wat te ver ging in die woordspelletjes, antwoordde Goscinny: Ik denk dat onze lezers intelligent zijn. Heel wat mensen vertellen me dat ze onze albums meermaals lezen en zich amuseren met het zoeken naar de verborgen grapjes. Ze pluizen echt alle vakjes uit. Dat is heel bemoedigend voor ons en het stimuleert ons om telkens nog een stapje verder te gaan.
De auteur had trouwens medelijden met de vertalers, die vaak met de handen in het haar al die bewuste versprekingen moesten zien om te zetten. Maar er zit ook heel wat visuele humor in de albums verscholen. Zoals wanneer Uderzo bij een scène in het bos, in een hoekje van de tekening een familie eekhoorns en uilen tekent. Helden van een verhaal in het verhaal.
Hardnekkige piraten
We zouden nog uren kunnen doorgaan over alle andere elementen, zoals het spelen met de stereotypen van de Fransen en van de andere volkeren die in de albums opduiken. Daar hebben we het volgende week trouwens over. Sommige personages zien we met plezier elke keer opnieuw terug. Zoals de (niet zo) verschrikkelijke piraten. Die zijn heel spontaan ontstaan. Uit een knipoog tussen striptekenaars, vertelt Uderzo aan Numa Sadoul. Ze begonnen als een grapje over De Duivel van de Caraïben' van Hubinon en Charlier in Pilote. Maar nu hangen we eraan vast. Als er geen piraten zijn, dan kruipen onze lezers in de pen om te protesteren. Een revolte die we maar al te goed begrijpen
Nicolas Naizy