Carla Simón is weer kind in ‘Summer 1993'

Op haar zesde wordt Carla Simón wees. Bij haar oom en tante ontdekt ze een nieuw leven onder de Catalaanse zon. Voor haar eerste langspeelfilm keert de cineaste uit Barcelona terug naar die bijzondere periode uit haar kindertijd. Het resultaat is een delicate retrofilm die nonchalant vertelt over verlies en de geneugten van de zomer, door de ogen van een kind.
door
Matthias
Leestijd 4 min.

‘Summer 1993' is je eerste film en is geïnspireerd door je kindertijd. Hoe ben je op dat idee gekomen?

Carla Simón«Ik ben in 1986 geboren in Barcelona en heb gestudeerd aan de London Film School. Daar draaide ik mijn eerste kortfilm, de documentaire ‘Born Positive'. Mijn mama is gestorven aan aids, maar heeft het virus niet overgedragen. Ik was nieuwsgierig naar hoe jongeren leven die geboren worden en opgroeien met hiv. Na de dood van mijn grootvader draaide ik ‘Lipstick', een kortfilm over hoe kinderen omgaan met de dood. Daarna was ik klaar om alles wat ik heb meegemaakt in een langspeelfilm te gieten. Mijn jeugd, de dood van mijn ouders en mijn eerste maanden in mijn nieuwe gezin.»

Cinema lijkt voor jou een manier om taboes uit het echte leven te bespreken…

«Ja, het helpt om onszelf beter te begrijpen. Voor mij is ‘Summer 1993' geen therapeutische film. Ik ben er nu 30 dus ik heb tijd genoeg gehad om te rouwen (lacht). Ook al was het niet de bedoeling te ‘genezen', het was wel heel interessant om deze film te maken. Het heeft me geholpen om het verleden beter te begrijpen. Mijn gedrag, maar ook de gevoelens van mijn nieuwe ouders, die een kind in huis namen dat ze moesten leren liefhebben zoals hun eigen dochter. Daar had ik tot dan toe nooit echt bij stilgestaan.»

We zien de film door kinderogen. Het resultaat is indrukwekkend natuurlijk. Alsof er niet eens een camera is.

«Dat was nochtans een van de moeilijkste dingen tijdens de opnames. De kindacteurs leren dat ze niet in de lens mochten kijken (lacht). De casting was heel belangrijk. We hebben zes maanden gezocht. Ik wou een kind met hetzelfde karakter als in de film, omdat het makkelijker is iemand te spelen die op je lijkt. Ik stelde hen persoonlijke vragen, over hun familie… Het was niet evident een meisje te vinden die haar ouders verloren is, maar ik wou absoluut iemand met een onconventionele gezinsstructuur. Ook de relatie tussen de twee meisjes was heel belangrijk, dus we hebben tests gedaan met verschillende duo's. Uiteindelijk leek de relatie tussen Paola (de halfzus) en Laia (die de kleine Carla speelt) het meest op die in het scenario. Na de casting hebben we met alle acteurs twee maanden samen doorgebracht in Barcelona. Samen wandelen, spelen… Dat was belangrijk om een intieme band te creëren. Ik deed bijvoorbeeld alsof ik Laia's mama was. Ik rookte de hele tijd en zei haar dat ik niet met haar kon spelen omdat ik te moe was. Toen we tijdens de opnames aan de scène kwamen waar ze haar moeder imiteert, zei ik: Weet je nog dat we dat samen gedaan hebben? Nu moet jij mij imiteren.»

Foto R.V.

Hoe heb je de ninetiessfeer gereconstrueerd in de decors, muziek en kledij?

«We hebben onze oude fotoalbums vanonder het stof gehaald. Een echte goudmijn (lacht)! De film speelt zich af op het platteland, daar is niet zoveel veranderd. We draaiden in dezelfde bar waar mijn ouders hebben gewerkt toen ze jong waren. Alles zag er nog precies uit zoals dertig jaar geleden. Zelfs de stoelen! We hebben vooral veel aandacht besteed aan alledaagse voorwerpen, zoals het speelgoed dat ik toen had. We doken in onze kasten, gingen naar rommelmarkten, kregen spullen van vrienden… De chef decoratie was in de zevende hemel (lacht)

Een van de kwaliteiten van je film is dat moeilijke thema's zoals kinderen en de dood aan bod komen, zonder te vervallen in pathos en melodrama. Het is heel sereen, zonder muziek. Is dat een bewuste keuze of toeval?

«Voor mij is het eigenlijk omgekeerd: Ik kom uit een milieu waar verhalen eerder koud en afstandelijk verteld worden. Ik wou het dus juist warm aanpakken (lacht). Ik wil de dingen vertellen zoals ze echt gebeuren in het leven. En in het echte leven heb je zelden grote, expliciete gesprekken over je gevoelens. Dat wil ik dus ook niet zien in een film. Alles in ‘Summer 1993' is uit het leven gegrepen. De manier van vertellen is heel natuurlijk en vermijdt dat ik te sentimenteel word. Ik observeer graag mensen en probeer tussen de regels door te lezen. Ook in mijn films. De kijker moet wat moeite doen om de relaties tussen de mensen en de situaties te begrijpen.»

Ook de toenmalige aidsepidemie in Spanje komt aan bod…

«Ik heb pas op mijn 12de ontdekt hoe mijn ouders echt gestorven zijn. Het woord ‘aids' was taboe. Na de dood van Franco heerste er euforie in Spanje. Het was het tijdperk van ‘La Movida': het begin van de democratie, de vrijheid, veel feesten… en ook veel heroïne, die massaal het land binnenkwam. Een heleboel mensen raakten verslaafd en niemand kende destijds de gevolgen. De overheid heeft niet veel gedaan om dat te stoppen. Door al die naalden en een gebrek aan hygiëne is er een grote aidsepidemie uitgebroken. Ik ben gecontacteerd door mensen die de film gezien hebben en hetzelfde hebben meegemaakt. Er zijn nog altijd veel aidswezen in Spanje. Iedereen kent wel iemand die gestorven is aan aids. Het was dus belangrijk om dat aspect in de film te integreren, maar ik wou niet dat dat het hoofdthema was.»

Elli Mastorou