Het geheim achter de accurate tijden van de Olympische Spelen

door
Kevin
Leestijd 2 min.

Drie duizendste van een seconde is de tijd waarin je één honderdste van een hartslag in doormaakt. Het is zo'n minuscuul stukje tijd en toch was drie duizendste het verschil tussen goud en zilver voor de Nederlandse schaatser Koen Verweij. Maar hoe slagen de Olympische tijdwaarnemers er in om zulke accurate tijden te meten?

Twee jaar voor de Olympische Spelen is er al een team van Omega aanwezig op de plaats van de spelen. Omega verkoopt en installeert onder andere scoreboards, fotofinishcamera's en fotocellen. Die apparatuur blijft nadien ook aanwezig in de stadions. In Sotsji alleen al was er meer dan 230 ton apparatuur geïnstalleerd.

Een jaar voor de spelen beginnen alle testen met de apparatuur en wordt alles afgesteld. Twee weken voor de openingsceremonie zakken 260 professionele tijdwaarnemers af naar de Olympische Spelen.

De start

De start wordt sinds de Winterspelen van Vancouver vier jaar geleden niet meer aangegeven met een klassiek startpistool. Tegenwoordig heeft Omega daar een elektronisch systeem voor. Het  elektronische pistool geeft een lichtflits af, laat een geluid door de boxen komen en start de tijd.

Afhankelijk van de sport worden de pistes ook uitgerust met laser fotocellen. Dat zijn 'draden', gemaakt uit licht, die over de piste worden gespannen. De atleten krijgen een transponder om en zo worden laptijden, finishtijden en valse starts bijgehouden.

Alle data van een race worden in de gaten gehouden door de tijdwaarnemers. Zij kijken na of alle apparatuur nog werkt voor elke atleet, maar zij zien geen namen. Dat is om te voorkomen dat zij een voorkeur zouden hebben voor een bepaalde atleet.

 

De finish

Is er zoiets als een gelijkspel? Als het van Omega afhangt niet. Sinds de Olympische Spelen van 1948 in Londen heeft Omega de technologie om racetijden te meten tot op één duizendste van een seconden. Maar toch zie je vaak dat tijden worden weergegeven in honderdsten van seconden. Hoe komt dit?

De regels voor finishtijden zijn verschillend voor elke sport. In het alpineskiën was er op de Olympische Winterspelen van Sotsji voor het eerst een gedeelde gouden medaille, maar de tijden werden enkel tot op honderdsten van een seconden uitgedrukt. Zo schrijft de bond van het alpineskiën dat ook voor. Maar in het schaatsen verloor Koen Verweij het Olympische goud met drie duizendste van een seconde, omdat daar de tijd tot in duizendsten wordt uitgedrukt.

Het verschil tussen alpineskiërs en schaatsers is dat de skiërs één voor één het parcours afleggen, terwijl schaatsers het direct tegen elkaar opnemen. Daardoor kan er bij het schaatsen een fotofinish genomen worden. Zo'n fotofinishcamera neemt 2.000 frames in één seconde op.

De oorsprong

De techniek voor hogesnelheidsfotografie ontstond voor het eerst in de negentiende eeuw. Leland Stanford wou weten of paarden bij het galopperen alle vier de poten van de grond verwijderden. Hiervoor huurde hij Eadweard Muybridge in, die de grondlegger werd voor hogesnelheidsfotografie.

Het duurde wel tot in 1948 vooraleer de technieken eindelijk de Olympische Spelen bereikten. En zelfs toen moest de film van de fotofinishcamera eerst ontwikkeld worden voor een winnaar aangeduid werd. De ontwikkeling van die film duurde een half uur. Gelukkig gebeurt dit vandaag de dag haast direct en kunnen we meteen zien wie er gewonnen heeft.