Hooggerechtshof VS buigt zich over discriminatie homoseksuelen en transgenders op het werk

door
Belga
Leestijd 2 min.

Het Amerikaanse Hooggerechtshof gaat zich buigen over de vraag of de federale wetgeving die discriminatie op basis van geslacht verbiedt op de werkvloer, ook homoseksuelen en transgenders beschermt. De drie zaken waarover het hof zich vanaf de herfst zal buigen, worden de belangrijkste burgerrechtenzaken sinds het arrest over het behoud van het homohuwelijk in de 50 staten vier jaar geleden. Meer dan 20 staten verbieden expliciet de discriminatie op het werk tegen mensen die homoseksueel, lesbisch of transgender zijn. Het Amerikaanse Congres heeft echter nooit een soortgelijke bepaling opgenomen in de federale wetgeving.

De "Civil Rights Act" van 1964 maakte het voor werkgevers wel onwettelijk om werknemers te discrimineren op basis van hun ras, seksualiteit, religie of afkomst. Verschillende hoven van beroep hebben recentelijk geoordeeld dat de discriminatie op basis van de seksuele geaardheid of de status van transgender "illegale discriminatie op basis van geslacht" is. De rechters gingen er zo mee akkoord dat het Congres in 1964 niet de LGBTQ-gemeenschap wilde beschermen, maar dat de wet door de manier waarop ze geformuleerd werd ook geldt voor discriminatie tegen homoseksuelen of transgenders.

Omdat er vandaag geen duidelijke nationale richtlijn bestaat, oordelen echter niet alle rechters op dezelfde manier. Bovendien was de administratie van Barack Obama eerder een voorstander van een brede interpretatie van de wet, terwijl die van Donald Trump gaat voor een strikte toepassing van de wetgeving, die dus niet geldt voor de LGBTQ-gemeenschap.

Het Hooggerechtshof heeft nu drie zaken weerhouden, op basis waarvan het moet antwoorden op de vraag: "is de federale wet van 1964 die discriminatie op basis van geslacht verbiedt, ook van toepassing als het gaat om seksuele oriëntatie en identiteit? ".

Een van de zaken gaat over een man die aan zijn werkgever meedeelde dat hij een geslachtsoperatie wilde ondergaan. Zijn werkgever ontsloeg hem en haalde zijn christelijke waarden aan als argument. In eerste aanleg had een rechter geoordeeld dat de werkgever wel het recht had om de man te ontslaan vanwege het recht op vrije meningsuiting en vrijheid van geloof. Het hof van beroep oordeelde echter dat de man dat recht niet had en dat het ging om een vorm van discriminatie die onder de federale wetgeving verboden is.

bron: Belga