Luisteren: we vinden het steeds moeilijker, maar kunnen het wel leren
Stel, iemand vertelt dat hun hond er afgelopen week vandoor ging en dat de zoektocht drie dagen duurde. Reageer je met een eigen anekdote over wat jullie hond allemaal uitspookt of met een uitroep als 'O nee! Waar hebben jullie hem uiteindelijk gevonden?' Als je voor het tweede, de aanmoedingsreactie kiest: proficiat! Je bent een goede luisteraar die geïnteresseerd is in de ander. Helaas ben je, volgens onderzoek, ook een uitzondering.
Van luisteren kan je leren
De meeste mensen zouden volgens de studie uit de jaren tachtig van de Amerikaanse socioloog Charles Derber namelijk kiezen voor de eerste optie, een verschuivingsreactie. Daarmee zorg je ervoor dat de luisteraar jou aandacht moet geven, wat wijst op 'gespreksnarcisme'. Dat maakt het volgens journaliste bij The New York Times Kate Murphy veel moeilijker een band te creëren tussen spreker en luisteraar.
Voor haar boek 'Je luistert niet: wat je niet hoort maar wel wilt weten', las Murphy twee jaar lang wetenschappelijk onderzoek over luisteren. Ze sprak met spionnen, barkeepers, kappers, geestelijken en psychotherapeuten en leidde daaruit af dat we van luisteren heel wat kunnen leren. "Jezelf ken je al", zegt ze in De Volkskrant. "Degene met wie je praat ken je nog niet en je weet ook nog niet wat je van hun ervaringen kan leren."
Waarom we geen oor hebben voor de ander
In de jaren tachtig zei 1 op de 5 Amerikanen niet dagelijks diepgaand sociaal contact te hebben, in 2018 was dat maar liefst de helft. Volgens Murphy heeft dat te maken met ons gedrag op sociale media. "Daar proberen we likes te krijgen door onszelf op een voetstuk te plaatsen. Die neiging hebben we verplaatst naar het normale leven." Toch gelooft ze niet dat Facebook en Instagram de oorzaak vormen van het probleem. Luisteren zou al langer ondergewaardeerd zijn. Zo wijst ze erop dat het woord 'luisteren' niet voorkomt in het register van The SAGE Handbook of Interpersonal Communication en dat je op universiteiten debatclubs en speechcursussen, maar geen luisterlessen vindt. We zouden er nochtans baat bij hebben, want luisteren is niet zo makkelijk.
Ten eerste, zegt Murphy, komt dat door praktische redenen. "Er is permanent lawaai aanwezig. Van muziek en geluiden op straat, tot slechte akoestiek in restaurants en toetsenbordaanslagen van je collega." Een andere oorzaak is neurologisch: "Luisteren neemt maar een fractie van je hersencapaciteit in beslag. Er is dus volop ruimte om af te dwalen", legt ze uit. Dat zou vooral gebeuren bij mensen die we goed kennen, omdat we denken te weten wat ze gaan zeggen. "Dat heet closeness-communication bias: we denken onze vrienden en partners volledig te kennen, maar dat kàn niet omdat iedere persoon blijft veranderen", verklaart Murphy.
Een andere hindernis is de angst voor stilte. Uit onderzoek blijkt die universeel te zijn, al kunnen mensen in Japan en Finland er beter mee omgaan dan wie in de Verenigde Staten of West-Europa leeft. Die angst zorgt ervoor dat we al gaan nadenken over onze reactie nog vooraleer iemand uitgesproken is. Daardoor missen we een groot deel van hun verhaal.
Zo luister je écht
Goed nieuws: je kan jezelf wel beter leren luisteren. "Het is een vaardigheid", aldus Murphy, "Hoe meer je het doet, hoe beter je wordt." Een eerste stap is om de afleidingen in je hoofd te erkennen en je aandacht terug te brengen naar je gesprekspartner. Daarnaast is het ook goed je af te vragen waarom mensen iets vertellen. "Let daarbij niet enkel op wat ze zeggen, maar ook hoe", raadt Murphy aan. Als je collega vertelt dat die een etage lager gaat werken, bied hun dan niet meteen kartonnen dozen aan voor de verhuis, maar luister en kijk of die het met tegenzin of opluchting zegt."
Verder pleit Murphy ook voor meer stiltes, die niet per se ongemakkelijk hoeven zijn. Je kan ze bijvoorbeeld aankondigen met een opmerking als 'Daar moet ik even over nadenken'. "Zo laat je merken dat je recht wil doen aan wat de ander heeft gezegd", legt ze uit. Een andere tip om toe te passen bij een gesprek met bekenden is om terug te komen op een vorige babbel. "Dat kan heel betekenisvol zijn voor de ander: ze weten dat ze de vorige keer gehoord en begrepen zijn."
Ook wat je vragen betreft kan je altijd bijleren. "Ik probeer bijvoorbeeld te verwijzen naar kleine dingen, zoals juwelen. Die hebben bijna altijd een verhaal, en dat leidt dan weer naar een nieuw verhaal." Verder zijn open vragen altijd een goed idee. "Vragen die beginnen met 'Denk je niet dat...' of die eindigen met 'toch?' zijn vaak verhulde verschuivingsreacties", vindt Murphy. "Bovendien leveren ze onvolledige antwoorden op."
Ten slotte loopt een face-to-facegesprek vlotter dan elkaar berichtjes sturen. Zonder lichaamstaal kan je namelijk al snel iets verkeerd begrijpen. "In coronatijden is elkaar bellen nog steeds een beter idee", zegt Murphy. "Je mist wel lichaamstaal, maar hoort nog steeds veranderingen in toonhoogte en pauzes. Dat is belangrijk."
Foto Unsplash