Overheid stuurt steeds minder sans-papiers terug
De overheid slaagt er alsmaar moeilijker in om sans-papiers vrijwillig of gedwongen terug te sturen. De oude recepten lijken opgebruikt. Dat schrijft De Standaard donderdag. Het aantal asielaanvragen neemt weer toe, maar er worden minder mensen als vluchteling erkend. Dat betekent dat de groep sans-papiers die niet in ons land mag blijven, de jongste jaren weer groter wordt. Toch zijn de terugkeercijfers van de federale overheid sinds twee jaar weer in vrije val. In 2017 keerden in totaal 11.011 vreemdelingen terug, het hoogste aantal in jaren. Na een daling in 2018 is dat aantal in 2019 verder gedaald tot 8.620, het laagste aantal sinds 2010. Terugkeer - vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet - is nochtans een speerpunt van het centrumrechtse migratiebeleid.
Fedasil slaagt er alsmaar moeilijker in om mensen te overtuigen vrijwillig terug te keren. Maar ook de repatriëringen door de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) vanuit de gesloten centra verlopen alsmaar stroever.
Volgens Fedasil, dat verantwoordelijk is voor de organisatie van de vrijwillige terugkeer, speelt de langere verblijfsduur in de opvangcentra een nefaste rol. Voorts is het heel moeilijk om een terugkeer te organiseren naar de Palestijnse gebieden. In de hoofdstad van Irak is de veiligheidstoestand dan weer verslechterd. Uit beide landen krijgt ons land veel asielaanvragen die worden afgewezen.
De DVZ worstelde de voorbije jaren dan weer met de aanpak van de transmigratie.
bron: Belga