SOUNDCHECK. White Lies: "Dit voelt als een nieuw begin"

Als opener een song van meer dan zeven minuten inzetten, bewijst dat het West-Londense trio White Lies het nodige vertrouwen heeft naar de toekomst toe. De roots op het nieuwe ‘Five' liggen nog steeds in de postpunk, maar de opgedane maturiteit na tien jaar zorgt voor een bijzonder aangename verfijning.
door
Janne
Leestijd 5 min.

Met ‘To Lose My Live...' uit 2009 leek het even of White Lies mee zou spelen in de hoogste alternatieve muziekregionen à la Editors of Interpol. De new wave met knipogen naar eighties electro en punkbravoure ging hard in de toen nog relevante hitlijsten. Ook opvolgers als ‘Ritual' en ‘Big TV' overtuigden, maar vonden nooit de weg naar een massaal publiek. Voor ‘Friends' uit 2016 was de pers niet meteen mals, maar de groep bleef erin geloven. White Lies bouwde zo een sterke fanbasis op die ze nu met ‘Five' willen bedanken voor al die jaren trouwe dienst. En met reden, want het is een dijk van een plaat geworden.

De drums kijken duidelijk verder dan louter tempo en groove, de gitaren en keyboards wagen zich op onbekend harmonisch terrein, terwijl de bas meer dan standaard maïzena is om de boel bij elkaar te houden. Kan ik met zekerheid beweren dat de honger naar beter en nieuw na een decennium nog steeds intact is?

Harry McVeigh (zang, gitaar, foto links): «Je moet verder durven kijken wanneer je al een tijd bezig bent. Met gitaar, bas en drums heb je aan de basis de ingrediënten voor een sterk gerecht, maar dat kan je niet tot vervelens toe serveren. Het komt er dan op aan om unieke smaakcombinaties te zoeken. Een ander sausje, een specifiek kruid... En dat hebben we op ‘Five' veel meer gedaan dan in het verleden.»

Om maar te zwijgen van een heuse jazzoutro op piano in ‘Kick Me'...

«Dat zouden we vroeger niet gedurfd hebben, maar nu was er het vertrouwen om meer synths of toetsen in het algemeen toe te laten. Het geeft de songs een tweede leven en als muzikant is het ook veel leuker om het terrein van je speeltuin gevoelig te vergroten. Er zit heel wat variatie in ‘Five', waardoor ik hoop dat het voor de luisteraar een boeiende rit wordt. Ergens voelde het als een nieuw begin en het doet ons deugd als fans ons vertellen dat we net zo fris klinken als in de begindagen. (lachend) Wie ons na ‘Friends' definitief had afgeschreven, zal zijn of haar mening moeten herzien.»

Het kan eigenlijk best gezond zijn om af en toe eens tegen de lamp te lopen. Iedereen kan een les in nederigheid gebruiken, ook al hoef je daarvoor zelfs nooit naast je schoenen gelopen te hebben.

«Dat klopt. Ik denk niet dat we ons ooit als omhooggevallen etters hebben gedragen, maar er zijn altijd momenten waarop je denkt dat de wereld even aan je voeten ligt en je je net iets meer kan veroorloven. Wanneer je al jaren musiceert, is het gevaar niet onbestaande dat je je vergaloppeert in je eigen universum. Die val hebben we nu kunnen vermijden, waardoor we zelf met veel meer goesting in de studio neerstrijken en op het podium staan.»

Heeft die herwonnen goesting de nodige aantrekkingskracht uitgevoerd op het kwaliteitsteam dat meewerkte aan ‘Five'?

«Ik denk het wel. Ons enthousiasme en de visie over welke richting we wilden verkennen, intrigeerde bijvoorbeeld iemand als James Brown, een fantastische studiotechnicus die zijn strepen verdiende met onder meer Foo Fighters en Arctic Monkeys. Onze producer Flood ging mee in die nieuwe openheid en hij tekent dan ook voor keyboards en piano op ‘Five'. Maar ook Ed Buller, die ons debuut en de derde producete, is mee aan boord gesprongen, omdat hij die creatieve gensters voelde ontbranden. We namen op in Londen en Los Angeles (bassist Charles Cave en drummer Jack Lawrence-Brown wonen nog in Londen, McVeigh resideert in San Francisco, red.), waardoor het hele opnameproces een bijzondere vibe kreeg die inspirerend werkte.»

Was je zelf aangenaam verrast eens de plaat gemixt was en naar de persing kon?

«Absoluut. En ook hier werkten we met een oude bekende. Mix wizard Alan Moulder (Grammy Award-winnaar voor onder andere The Killers en Nine Inch Nails, red.) voorzag onze eerste twee platen van de juiste balans en kracht en dat doe hij nu weer op een ongelooflijk eigen manier. De songs klinken zo organisch en levend. Wat ik hoorde, deed me beseffen dat we als groep grenzen hadden verlegd. Tien jaar geleden zou ik als songschrijver zelfs niet in mijn stoutste dromen op nummers als ‘Denial' of ‘Kick Me' gestoten zijn. Over opener ‘Time To Give' was ik zo zeker dat de zeven-minuten-grens geen bezwaar was. Vertrouw op je eigen oordeel en instinct en zo zou ik het voor het volgende decennium ook willen houden. Het muzieklandschap is sterk veranderd en je moet meer dan ooit uit het juiste hout gesneden zijn om het meer dan tien jaar vol te houden. ‘Five' is een mijlpaal voor ons, het begin van een nieuw hoofdstuk.»

Mag er ook een pluim gaan naar bassist Charles, die qua tekstschrijver dieper graaft dan op de vier voorgangers?

«Charles heeft natuurlijk ook meer geleefd en kan daardoor nieuw terrein aanboren. Ik kan me perfect herkennen in wat hij schrijft. De lyrics zijn persoonlijk genoeg maar toch zeer open, waardoor iemand anders er een eigen verhaal aan kan verbinden. Ik vloog regelmatig naar Londen om daar samen met Charles in mijn appartementje aan de songs te werken. Alle aandacht ging eerst naar de melodie en het juiste woord en we namen alles elementair op op laptop. Maar dat bleek zo juist dat er zeker een kwart van die basisopnames op ‘Five' is verschenen. Ach, het voelt zo juist aan om nu weer op tournee te gaan en ik hoop dat het publiek er evenveel van zal genieten. In alle bescheidenheid, we staan op scherp...»