Van Hoof wil dat nieuw onderzoeksteam abortuspraktijk evalueert
Kamerlid Els Van Hoof (CD&V) wil dat er een grondige evaluatie gebeurt van de manier waarop abortus in ons land wordt toegepast. Die is volgens haar nodig alvorens de wet opnieuw kan worden aangepast. Van Hoof stelt daarom voor de Nationale evaluatiecommissie op te doeken. In de plaats daarvan moet een onderzoeksteam de praktijk in ons land wetenschappelijk onderzoeken en evalueren. Net voor de herfstvakantie werd duidelijk dat er zich in het parlement een meerderheid aftekent om de abortuswetgeving opnieuw aan te passen. Binnen een werkgroep gaan de voorstanders van een herziening op zoek naar een consensus. Maar als het van Kamerlid Van Hoof afhangt, moet er eerst een grondige evaluatie komen van de abortuspraktijk in ons land. Want volgens haar is het vandaag immers allerminst duidelijk hoe de wet vandaag wordt toegepast.
Het was de taak van de Nationale evaluatiecommissie om het parlement daarover een tweejaarlijks verslag te bezorgen, maar die commissie werkt niet goed, zegt de CD&V-politica. Ze is niet bevoegd om de praktijk echt te controleren en eventueel door te verwijzen naar het parket, ze kan de haar doorgespeelde gegevens niet naar correctheid en volledigheid checken en bovendien is er een probleem met haar samenstelling, aldus Van Hoof, die eraan toevoegt dat het laatste verslag al dateert van 2012. "Dit is onaanvaardbaar".
Daarom wil Van Hoof komaf maken met de evaluatiecommissie. In de plaats daarvan moet het Belgisch Raadgevend Comité voor bio-ethiek om de twee jaar de statistische gegevens verzamelen en binnen haar schoot een werkgroep oprichten die elke vier jaar opdracht geeft aan een onderzoeksteam dat de praktijk wetenschappelijk onderzoekt en evalueert. Dat moet mogelijke knelpunten bij de toepassing aan het licht brengen. "Het is pas op basis van zo'n grondige evaluatie van de abortuswetgeving dat men kan overgaan tot mogelijke wetswijzigingen of -aanpassingen", luidt het.
De evaluatie moet onder meer specifieke aandacht besteden aan de onderrapportering van het aantal zwangerschapsafbrekingen door artsen, en dan in het bijzonder nadat de wettelijke termijn van twaalf weken is verstreken. Ook moet aandacht gaan naar het verschaffen van informatie over mogelijke medische risico's die verbonden zijn aan abortus en aan eventuele alternatieven, maar ook naar de profielen van de vrouwen die ongewenst zwanger zijn en die te laat de weg vinden naar de hulpverlening of die naar het buitenland trekken voor een abortus.
bron: Belga