MOVIES. Regisseur Mike Mills dropt zijn vierde film: «Bij problemen mocht ik Joaquin altijd bellen»
Hoe voed je een kind op? Hoe leid je het binnen in de complexe en uitdagende wereld? In de loop van ‘C’mon C’mon’, de vierde langspeelfilm van Mike Mills, moet hoofdfiguur Johnny (rol van Joaquin Phoenix) onverwacht voor zijn 9-jarige neefje Jesse zorgen. En dat is lastiger dan hij had gedacht. Zo begint een verrassende, filosofische en vaak geestige roadmovie.
‘C’mon C’mon’ is een ongewone film. Weet je nog waar het idee vandaan komt?
Mike Mills: «Heel precies zelfs. Hopper, mijn kind, zat in bad, en we waren aan het praten over van alles en nog wat. En plots zei Hopper iets wat ik totaal niet had verwacht, iets diepzinnigs waarvan ik versteld stond. Het was niet de eerste keer dat het gebeurde. Ik herinner me nog momenten dat we surrealistische en onnozele gesprekken voeren, en dat Hopper uit het niets een filosofische bedenking uit zijn mouw schudt. Daar in de badkamer wist ik dat ik over die dynamiek een film wou maken.»
De film is veel meer gebaseerd op sfeer dan op verhaal. Werk je graag zo?
«Ik wou een film maken die aanleunt bij muziek of schilderkunst of andere kunstvormen. Ik bedoel dat er niet meteen een duidelijk begin- en eindpunt is. Er is een verhaal, maar dat is eigenlijk niet zo belangrijk. Ik hou zelf ook meer van cinema die een wereld creëert waar je als kijker in rondloopt, mee met de personages. Daarom maak ik ook films met kleine, directe en eenvoudige bouwsteentjes. Maar er zijn wel veel van die steentjes en ze zijn gevarieerd.»
Hoe is Joaquin Phoenix erbij betrokken geraakt?
«Ik wou altijd al met hem werken. Ik had het gevoel dat hij zeer intelligent is en buiten de lijntjes wil kleuren. En dat bleek ook zo te zijn. Hij was een droom om mee samen te werken, heel plezierig en geëngageerd. We zijn hechte vrienden geworden. Hij heeft ook overal mee geholpen, van de schrijffase en de opnames tot de montage. Als ik met een probleem zat, mocht ik hem altijd bellen.»
Klikte het meteen tussen hem en de jonge Woody Norman?
«Ogenblikkelijk. Ze hadden elkaar eerder ontmoet voor een screentest. De scène in de film waar Johnny zijn zus bezoekt in Los Angeles was ook de eerste keer dat ze echt optrokken met elkaar. Vervolgens hebben we de film min of meer chronologisch gedraaid, en tegen de tijd dat we in New Orleans aankwamen, waren ze onafscheidelijk. Net als hun personages.»
Was het belangrijk dat Joaquin Phoenix ook echt jongeren interviewde, zoals zijn personage?
«Zeker. De bedoeling was om zoveel mogelijk van het echte leven in de film binnen te trekken. Die jongeren zijn geen acteurs. Ze wonen effectief in de steden die we bezocht hebben. Op straat zie je geen figuranten maar gewone mensen die niet weten dat we ze filmen. Ze lopen toevallig door het beeld. Dat vind ik zelf magisch.»
Het valt ook op dat je doorgaans niet kiest voor de toeristische plaatjes in de steden die je bezoekt.
«Het is een cliché, maar voor mij zijn die steden volwaardige personages. Ze drukken hun stempel op de hele film. Daarom wou ik ook al de bekende postkaartfoto’s vermijden. Ik wou op zoek gaan naar echte plaatsen. In New Orleans hebben we bijvoorbeeld gefilmd in de Seventh Ward, een heel boeiende en rauwe buurt met veel geschiedenis. Al zitten er toch ook een paar bekende plekken in de film, zoals de Santa Monica Pier in Los Angeles, of Central Park in New York met zicht op de Dakota Building. Of Manhattan Bridge, wat ik persoonlijk een van de meest romantische beelden op aarde vind.»
Ik zie een grote foto van de legendarische stille komiek Buster Keaton achter je hangen [ons gesprek is via Zoom, nvdr]. Wat betekent hij voor jou?
«Ik noem hem mijn voorvader. Ik vind hem een geweldig voorbeeld voor elke onafhankelijke filmmaker. Hij had zijn eigen studio. Als hij iets maakte, vertrok hij van een bepaalde situatie, zonder precies te weten wat de plot zou zijn. Elke ochtend stond hij op en begon hij dingen te verzinnen. Dat is voor mij het summum van cinema. Ik heb geprobeerd om ‘C’mon C’mon’ ook zo aan te pakken.»
RECENSIE ‘C’MON C’MON’ *****
«Hoe zie jij de toekomst?» Het zijn geen simpele vragen die radiomaker Johnny (Joaquin Phoenix) stelt aan de jongeren die hij op zijn rondreis door de VS ontmoet. Wanneer zijn zus Viv hem vraagt om een paar dagen op haar 9-jarige zoontje Jesse te passen terwijl zij zich over haar mentaal onstabiele echtgenoot ontfermt, zal Johnny zelf ook enkele netelige vragen moeten beantwoorden, en wel over zijn verleden en heden. Jesse, een nieuwsgierig en eigenzinnig joch, laat zich namelijk niet afschepen met gemakkelijke excuses. ‘C’mon C’mon’ is een unieke parel in zwart-wit, een heerlijke ervaring die onder haar zachte en charmante uiterlijk diep graaft. Phoenix en zijn jonge (Britse!) tegenspeler Woody Norman verdienen ontegensprekelijk al de lofbetuigingen die hen te beurt vallen, maar de verdienste van regisseur Mike Mills (‘20th Century Women’) maakt minstens evenveel indruk. ‘C’mon C’mon’ is een prachtige semi-documentair melodrama over het belang van luisteren. Kunnen we gebruiken, me dunkt. (rn)